Ook bedient de molenaar op deze plaats de "vang" (de rem van de molen) [7]
door middel van het touw, dat aan de "wipstok" (rood-wit) [9] vastzit.
Deze steekt op zijn beurt weer uit de "kap". Hiermee kan de molenaar de "vang lichten en strijken".
Dit is het laten draaien of laten stoppen van de wieken.
De "vang" ofwel de rem van de molen bestaat uit houten blokken.
Deze zitten om het "bovenwiel" [4] heen en kunnen dit vastknijpen.
De wieken bestaan uit 2 ijzeren "roeden" [1], die in de askop gestoken zijn.
Vroeger waren deze, evenals de wieken as [5], van hout.
De "roeden" zijn nu van gelast plaatstaal en hebben een lengte van 26 meter (de vlucht van de molen).
De wieken zijn volgens het fokwieken-systeem opgebouwd met automatische remkleppen,
die zich openen bij hogere snelheden, om de snelheid van de ronddraaiende wieken te verminderen.
De houten windborden geven door hun vormgeving de wieken stuwkracht als er genoeg wind tegen waait.
Indien er niet genoeg wind is, dan is het mogelijk om zeilen voor te leggen.
Hiervoor klimt de molenaar in de "heklatten" [2] en zet de zeilen vast.
|